Johannes Schöllhorn

'Er valt geen hemel te vergeven in oorlogstijd'

Johannes Schöllhorn - Specchio

Johannes Schöllhorn las Pasolini’s gedicht Litanie telkens weer, maar de muziek bleef uit. Tot de dag dat Rusland de aanvalsoorlog begon tegen Oekraïne. 

Door Stephan Sanders

Wanneer ik per mail aan Johannes Schöllhorn vraag welk gedicht hij nu precies heeft gebruikt van de Italiaanse schrijver, dichter en filmmaker Pier Paolo Pasolini (1922-1975) is het antwoord nog weer cryptischer dan ik verwachtte. Oorspronkelijk, een paar jaar geleden, was het de bedoeling Pasolini’s gedicht Litania te gebruiken, legt Schöllhorn uit – een werk dat weer gebaseerd is op de litanie van de Heilige Maagd Maria, daterend van rond 1558, en ook wel bekend als de litanie van Loreto, naar de Italiaanse plaats waar de aanroeping of litanie voor het eerst te horen zou zijn geweest.

‘Maar uiteindelijk heb ik geen woord gebruikt van Pasolini’s Litanie: ja, de titel van mijn stuk is Specchio (spiegel – ss), en dat begrip komt veel voor in de gedichten van Pasolini. “Specchio del cielo”, spiegel van de hemel. Maar zelfs die “hemel” liet ik uiteindelijk vallen. Het is dus een litanie zonder woorden geworden, “senza parole”.’ En ter verontschuldiging voegt hij toe: ‘Dat klinkt allemaal heel katholiek, maar ik denk dat mijn stuk geen religieuze betekenis heeft op die manier :).’ De lachende smiley als afsluiting, ik mocht al die zaken eens bloedserieus nemen. Het aardige tijdens het videogesprek dat volgt, is dat Schöllhorn zelf weinig doet aan relativering van het religieuze. Hij vertelt over zijn katholieke jeugd in Beieren, Duitsland, waar zijn vader organist was in de plaatselijke kerk. ‘Heel katholiek en toch ook heel liberaal, zoals dat in die tijd mogelijk was.’ Schöllhorn is geboren in 1962.


Pier Paolo Pasolini

Hij had al eerder werk van Pasolini op muziek gezet, ‘de nachtegaal van de katholieke kerk’, want Pasolini intrigeert hem al jaren. En dan is er de film Medea van Pasolini met Maria Callas. Die raakte hem als jongeman direct. ‘Ik geloof niet dat Pasolini de belangrijkste dichter was van zijn generatie, zelfs niet de belangrijkste filmmaker. Maar als een van de laatste Europeanen slaagde hij erin om er de onmogelijkste combinaties op na te houden, en bijvoorbeeld het marxisme te verbinden met zijn vorm van katholicisme en zijn Mariaverering. Alles met elkaar in verband brengen, altijd weer een beroep doen op het verleden, en dat verleden weer mengen met het heden: dat was Pasolini’s grote kracht, en in zekere zin moet je stellen dat die mixtechniek ook de kracht is geweest van tweeduizend jaar katholicisme. Het voorchristelijke, het hellenistische, het Romeinse, alles wordt geïncorporeerd in het katholicisme. Daarbij: Pasolini spreekt op het einde van zijn gedicht Maria aan als ‘O Inesistente’, niet-bestaande. Zijn litanie wordt veel meer een aanroeping dan een gebed, want de nietbestaande Maria kan hem geen antwoorden geven. Zijn litanie is ritueel, aanroeping, smeekbede.’

En dan zal bij de wereldpremière van Specchio, in het Muziekgebouw in Amsterdam, ook het werk van de Renaissance-componist Orlando di Lasso ten gehore worden gebracht. Schöllhorn zelf heeft om die combinatie gevraagd. Het voert hem terug naar zijn kerktijd in Zuid-Duitsland, hij is zo’n beetje opgegroeid met Di Lasso. Maar niet alleen dat. Di Lasso heeft in zijn stuk Prophetiae Sibyllarum de pre-christelijke stemmen van de Sibyllen willen vangen: de maagdelijke, profetische prinsessen uit de klassieke oudheid, vrouwen, die je kunt zien als de voorgangers van Pasolini’s Maria.

‘Ik concludeerde dat het voor mij onmogelijk is om niet-katholiek te zijn’

‘De combinatie van Di Lasso met mijn eigen werk moet het verleden oproepen en ook de ambivalenties die Di Lasso laat klinken. Er zit veel joodse mystiek in zijn stuk, het is een door en door samengesteld katholicisme dat je hoort. In die zin is mijn Specchio dan weer een post-christelijk stuk: een litanie zonder antwoorden, zonder woorden zelfs. Ik hoop dat de werken elkaar versterken.’


Collegium Vocale Gent (foto Michel Garnier)

Want hoe ging het?
Schöllhorn las Pasolini’s gedicht Litanie telkens weer, opnieuw en opnieuw, maar er wilde zich geen muziek hechten aan Pasolini’s woorden. Zo’n jaar of twee jaar van worstelen, van nadenken, iets noteren, toch weer schrappen, overleggen met James Wood, de dirigent van Collegium Vocale Gent, die het werk zal uitvoeren.
‘James, ik denk dat ik heel weinig woorden van Pasolini ga gebruiken.’
‘Oké.’
‘James, ik denk dat ik helemaal geen dichtregel ga gebruiken.’
‘Johannes, het mag ook zonder woorden.’

‘Die toezegging voelde als een bevrijding’, zegt Schöllhorn. ‘Uiteindelijk heb ik het werk in tweeënhalve maand geschreven, en ik moest iets op papier zetten op de dag dat Rusland de aanvalsoorlog begon tegen Oekraïne. Op die dag in februari wist ik wat me te doen stond. De oorlog voelde als een wond in mijn eigen lichaam, ik was lang bang geweest voor deze Russische manoeuvre, deze oorlog in Centraal-Europa, en wist meteen dat we hier te maken hadden met een Zeitenwende, een historisch keerpunt. Maar ik kon mijn gevoelens niet articuleren. De woorden waren er niet. Via de muziek ging het echter wonderwel.


Johannes Schöllhorn

Ik ken Oekraïne goed, ik heb er vrienden, en ik was er ook een paar dagen na de Maidan-revolutie in 2014. Het centrale plein van Kiev zag er toen gehavend uit, je zag de restanten van strijd, van een oorlog. En op het moment dat het Russische leger dit jaar toesloeg en heel Oekraïne aanviel, wist ik dat de titel van mijn stuk nog simpeler moest, nog korter: niet Specchio del cielo maar enkel Specchio, want er valt geen hemel te vergeven in oorlogstijd.’ Ik vraag voorzichtig aan Schöllhorn hoezeer hij zich nog verbonden voelt met het katholicisme. Zijn antwoord: ‘Ik moest het eerst achter me laten, om het weer te kunnen ervaren. Tot mijn dertigste noemde ik mezelf katholiek, als daar naar gevraagd werd. Dat heb ik best lang volgehouden. Het waren vooral de rituelen, de muziek, die hele kerk- en kunstgeschiedenis, die me lieten vasthouden aan mijn geloof. Maar rond mijn dertigste ontmoette ik mijn huidige vrouw, die Japans is. Met haar verschijning werd mijn horizon verbreed: ik kon het katholicisme relativeren, ik leerde de Japanse cultuur kennen, het boeddhisme. Zoals je je pas echt Europeaan kunt voelen als je Europa verlaat, zo leerden mijn vrouw en mijn ‘tweede vaderland’ Japan me opnieuw te kijken naar het katholicisme. Ik moest er even buiten staan, om een ander perspectief in te kunnen nemen. Eerst was er enkel de afstand en de opluchting dat ik het katholieke geloof achter me gelaten had, maar de laatste jaren ben ik tot de conclusie gekomen dat het voor mij onmogelijk is niet-katholiek te zijn. Ik ben door die cultuur gedrenkt, en juist door er van buitenaf naar te kijken, heb ik een manier gevonden om ermee om te gaan. Ik denk dat het voor Pasolini ook bevrijdend zou zijn geweest als hij langere tijd buiten Europa had doorgebracht.’

Ik suggereer dat Pasolini, die onmogelijke Mariavereerder, die lid was van de Communistische Partij, en die daar later weer uitgegooid werd vanwege zijn openlijke homoseksualiteit, dat die Pasolini op zijn eigen manier telkens weer de hem vertrouwde wereld verliet. Ja, er waren de societyfeesten met zijn kunstenaarsvrienden in Rome, maar rond middernacht nam Pasolini altijd afscheid omdat hij naar die andere wereld verlangde, de wereld van de ‘nachtjongens’, de jongens die ‘in het leven’ zaten: eenvoudige arbeidersjongens, die de geliefden werden van Pasolini. Vaak traden ze ook als ongeschoolde acteurs op in zijn films. Schöllhorn: ‘Het klopt, Pasolini heeft zijn manier gevonden om afstand te nemen, van zijn klasse, van zijn culturele wereld, maar juist via het volksgeloof van de “raggazi di vita”, de jongens van het leven, werd hij des te meer vertrouwd met bepaalde rituelen; met alles wat de strikt gelovigen afdoen als bijgeloof.’

‘Ik ben componist en toehoorder ineen, en het resultaat verrast mij regelmatig’

Hij heeft zijn eigen stuk Specchio nog niet in zijn geheel gehoord, wel wat fragmenten, maar hij weet van dirigent James Wood dat de musici en zangers enthousiast zijn. Schöllhorn: ‘Ik heb eerder muziek geschreven die veel eigentijdser is, met meer ingewikkelde technieken. Dit stuk klinkt traditioneler. Het ergste wat je zangers volgens mij kunt aandoen, is ze vragen even niet te zingen. Het duurt vijf minuten voordat ze hun stem mogen laten horen. Ze moeten even wachten. Op wie, op wat? Ik weet het niet, voor mij is het een vorm van overpeinzing, een meditatie om in jezelf af te kunnen dalen, en daar je binnenste als in een spiegel te verkennen. Dit zingen is pre-individualistisch, het heeft weinig te maken met het virtuoze, hoogromantische zingen: ik heb lange melodielijnen geschreven, voor drie of vier stemmen. Het is een groepszang, simpel.’ Schöllhorn peinst even en omschrijft het werk dan als ‘untercomplex’.

‘Bij de muzikanten op fluit, klarinet, percussie, viool en cello is een grote rol weggelegd voor de pianist, die hoor je bijna de gehele duur van het stuk, zo’n dertig minuten. De pianist was enthousiast maar ook verbaasd: “Het is zo lekker makkelijk om te spelen.” ‘Dat vat ik op als een compliment. Uiteindelijk dringt het soort muziek dat je schrijft zich aan jou op. Al componerend ontvouwt het zich, en ik merk de laatste jaren dat ik op zoek ben naar het niet-psychologiserende, het eenvoudig klinkende, naar het harmonieuze. Het zou best kunnen dat mensen zich aanvankelijk vervelen bij Specchio: de tempi zijn langzaam, er gebeurt betrekkelijk weinig. Maar die verveling, dat wachten op iets, waarvan je niet weet wat je verwacht… dat levert een houding op die zowel reflexief is als actief. Alsof je de opdracht zou krijgen een heel land te bewaken, vanuit een hoge toren, speurend naar een mogelijke vijand, die wel of niet te voorschijn komt. Die wachthouding heb ik gezocht en verklankt.’

Als om zich te verantwoorden vult hij snel aan: ‘Dat kan ook weer veranderen, de muziek kiest jou tenslotte. Ik ben absoluut geen tegenstander van de meest eigentijdse muziek, maar ik krijg het op dit moment niet meer uit mijn vingers. Je kunt niet… (Schöllhorn verbetert zich – ss) ik kan niet mijn hele leven fulltime modernist zijn, en telkens hopen dat er net om de hoek iets onvoorstelbaar anders op me wacht. Ik duik ook in het verleden om me te laten inspireren, er is zoveel historische energie die ik kan gebruiken. Ik heb oude stukken opnieuw gecomponeerd, ik heb zogeheten “transcomposities” geschreven. Het nieuwe ligt niet per se in de toekomst.’


Johannes Schöllhorn

‘En dan is er nog iets’, zegt Schölhorn. ‘In tegenstelling tot het protestantisme is de verhouding tot het woord van katholieken minder rechtlijnig, minder leerstellig. Rituelen moeten herhaald, vaak woordeloos, omdat ze bedoeld zijn om te herhalen. Je knielt om te knielen. Katholieken moeten altijd veel dingen doen en in de praktijk brengen: lopen, staan, achter een processie aan. In het onzegbare, zo lijkt het wel, wordt het belangrijkste gezegd. Het mysterie Gods staat toch centraal in het katholicisme. De grote filosoof en theoloog uit de Middeleeuwen, Meister Eckhart, komt uiteindelijk ook uit op het onzegbare.’

Waarom de woorden zo gewantrouwd, en niet de muziek? Schöllhorn lacht: ‘Ik moet wel, ik beheers geen andere kunst om mezelf en mijn gevoelens tot uitdrukking te brengen.’ Hij vertelt over de Franse filosoof Jean-Luc Nancy, die zich afvroeg waarom er in de Griekse mythologie negen muzen zijn, allemaal zussen van elkaar, met die ene moeder Mnemosyne (Geheugen) en er geen vader te bekennen is. Schöllhorn schampert: ‘Vader zal wel op zoek geweest zijn naar andere vrouwen.’ En in een en dezelfde adem vraagt Schöllhorn zich af: ‘Wat moet dat voor een soort huishouding zijn geweest? Ongetwijfeld was er veel rivaliteit tussen de zusters, tussen de literatuur, de dans, de muziek, het theater en ga zo maar verder. Maar ondanks die rivaliteit is er ook een band tussen de muzen, ze hebben elkaar nodig. En muziek kan volgens mij iets beschrijven of tot klinken brengen, juist omdat ik niet “een tafel” kan componeren, of “een beer”. Het schrijven van muziek is geen logisch-intellectuele vaardigheid voor mij: ik word als het ware bezocht en beschreven door de muziek: ik ben componist en toehoorder ineen, en het resultaat verrast mij regelmatig.’

En dan zal naast de wereldpremière van Specchio in het Amsterdamse Muziekgebouw ook nog die derde componist klinken: de eigentijds-klassieke Franse componist Gérard Grisey, die stierf in 1998. Het gaat om Talea, een werk uit 1986, een ware klanksensatie. En zo ziet Schöllhorn een driehoek ontstaan, gevormd door verleden en heden, bestaande uit Di Lasso, Grisey en hijzelf. Drie componisten die gezamenlijk datgene oproepen waarover men amper kan spreken.

Dit artikel verscheen in de bijlage van de Groene Amsterdammer op 20 september 2022.

Wereldpremière

Johannes Schöllhorn

Specchio

Het Collectief + Collegium Vocale Gent

do 13 okt 2022 20:15 - 21:50
Johannes Schöllhorn

Openbare repetitie Specchio

Het Collectief + Collegium Vocale Gent

do 13 okt 2022 16:00 - 17:15