Jonathan Dove (foto Marshall Light Studio)

Muziek is van ons allemaal

Wereldpremière Jonathan Dove

6 juni 2022
door Bas van Putten 

De opera’s van componist Jonathan Dove gingen de wereld over. Zijn nieuwe strijkkwartet Togetherness kwam tot stand in de corona-periode en zou in wereldpremière gaan tijdens de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam 2022, maar kon op het laatste moment -door corona- niet doorgaan. Gelukkig kan de eerste uitvoering in seizoen 23-24 alsnog plaatsvinden. ‘Het plezier van samen iets maken is iets waar we recht op hebben.’

Britse traditie

Jonathan Dove (1959) is niet de eerste naam die valt bij quizvragen naar de meest representatieve, nog levende Britse componisten. Dan zijn de grote kanshebbers de alleskunner Thomas Adès, de oude Harrison Birtwistle, of de gezaghebbende postmodernist George Benjamin. Mogen de doden meedoen, dan worden alle meesters en grootmeesters van Vaughan Williams tot Maxwell Davies collectief overschaduwd door het nationale monument Benjamin Britten, wiens opera’s en overige meesterwerken alle seriële stormen zouden overleven. In die zeer Britse traditie van een via de koorcultuur in de samenleving gewortelde, van de Europese mainstream altijd semi-onafhankelijke kunstvorm moet je Dove zien.



Dove, in Londen opgegroeid als zoon van architecten, betrad de bühne haast op kousenvoeten als voorzichtige eclecticus. Pas in het laatste jaar van zijn muziekstudie in Cambridge was hij informeel begonnen aan een compositiestudie bij Robin Holloway. Zijn scheppingsdrang was nog niet sterk. Componeren deed hij nauwelijks, musiceren en improviseren des te meer; hij speelde piano en orgel en kon als altviolist redelijk meekomen in jeugdorkesten.

Na zijn studie was hij repetitor bij de opera geworden, vanaf 1987 in Glyndebourne, en had hij naam gemaakt als arrangeur van onder meer Wagners Ring des Nibelungen, voor achttien spelers en twee avonden. Van Glyndebourne kreeg hij ook de opdracht die in 1998 zijn internationale doorbraak zou betekenen; de komische opera Flight, gebaseerd op het waargebeurde verhaal over een Iraanse vluchteling die achttien jaar op het Parijse vliegveld Charles de Gaulle doorbracht. En dat is, voor wie nu zijn vinger opsteekt, inderdaad het gegeven dat regisseur Steven Spielberg zou benutten voor zijn film The Terminal, al is er geen connectie met de opera. Het stuk werd wereldwijd uitgevoerd en het Britse label Chandos maakte een cd-opname.

Klimaatvraagstukken en ecosystemen
Voor een componist die hier tot nu toe wat onder de radar bleef, is Dove in Nederland verrassend vaak gespeeld. In 2001 bracht de Nederlandse Reisopera de Glyndebourne-productie van Flight. In 2007 schreef Dove voor het Onafhankelijk Toneel met Arthur Japin als librettist de opera Kwasi & Kwame, op basis van Japins roman De zwarte met het witte hart. In 2015 bracht Holland Opera zijn opera The Day After, over een groep overlevers van een apocalyptische catastrofe. Een typisch Dove-thema, overigens.

Klimaatvraagstukken en ecosystemen hebben zijn bijzondere interesse. Zijn orkestwerk Gaia Theory, geïnspireerd op een bezoek aan Antarctica, is een muzikaal vertoog over James Lovelocks visie op de aarde als een zelfregulerend mechanisme, door Lovelock vergeleken met een dans. Dove’s mini-strijkkwartet Vanishing Gold (2019) gaat over uitstervende diersoorten, A Brief History of Creation (2016) voor kinderkoor en orkest over de evolutie van de schepping in termen van natuurlijke historie.

Daar wil dus iets gezegd en begrepen worden. Instinctief zoekt Dove in zijn muziektheater en zijn muziek voor koor steeds de betekenis van het woord en de letterlijke zeggingskracht van de stem. Waar zijn vocale werken monumentale vormen aannemen, zijn orkestwerken van zijn hand meestal kort, en zelfs daar was meestal een gedicht of een niet-muzikaal idee de aanzet tot.



Muziek als bindmiddel 
De grote wereld en zijn vaderland kennen Dove vooral van zijn vocale muziek, zijn opera’s en de community-art-projecten waar hij via Glyndebourne in verzeild raakte. Hij improviseerde met kinderen en amateurs, liet ongetrainde zangers zingen, mobiliseerde hun creatieve input. Wat hij wilde, zegt hij, was muziek als bindmiddel naar de gemeenschap terugbrengen – een idee dat in religieus en sociologisch perspectief natuurlijk rechtstreeks aansluit bij de Britse koortraditie en niet minder bij de community- projecten van Britten. In 1999 schreef Dove Tobias and the Angel voor kinderen, amateurkoren en professionals. Life Is a Dream (2012) voor de Birmingham Opera Company werd uitgevoerd in een leegstaand Brits warenhuis.

Die projecten brachten hem vervulling van een ideaal en stap voor stap een groeiend internationaal prestige. Zijn community-opera The Monster in the Maze (2015) schreef hij in opdracht van de Berliner Philharmoniker, het London Symphony Orchestra en het festival van Aix-en-Provence. In de productie, in een reeks van talen in diverse landen uitgevoerd, werkten onder leiding van onder anderen Simon Rattle wederom rijp en groen en klein en groot met elkaar samen.

Dove-ding
In Nederland klinkt de laatste jaren vooral zijn kamermuziek. In 2018 was Dove in Den Haag te gast op het Unheard-festival van het Matangi Quartet, waarvoor hij vorig jaar zijn negentig seconden durende, innig extatische miniatuur In Clean Air schreef. En op 14 januari 2024 brengen Cuarteto Quiroga en tenor Ilker Arcayürek de wereldpremière van zijn nieuwe strijkkwartet Togetherness in het Amsterdamse Muziekgebouw, gecombineerd met de eerste Nederlandse uitvoering van de liederencyclus In Damascus (2016) voor tenor en strijkkwartet, gebaseerd op teksten van de Syrische dichter Ali Safar, over de gruwelen van de Syrische burgeroorlog. Het genre strijkkwartet-met-zanger lijkt een Dove-ding. In 2014 schreef hij Who Wrote the Book of Love voor bariton en strijkkwartet. ‘Stem en strijkkwartet vormen een geweldige combinatie’, zegt de componist in een gesprek over de telefoon.

Joyeuze versierkunst
Wie is Jonathan Dove? Iemand die je, terwijl zijn muziek vaak haast verdacht vertrouwd klinkt, niet op je netvlies krijgt. Dat heeft vermoedelijk iets te maken met de ongrijpbaarheid van zijn oeuvre. Dat kan bij hem alle kanten op, gezien de afstand tussen de seksueel expliciete lolbroekerij in Flight en de reflectieve modaliteit van zijn koorwerken, voelbaar verankerd in een zeer Britse traditie van discrete melancholie. Dove is, zoals het Britse muziektijdschrift The Gramophone terecht vaststelde, ‘the master of pragmatism’.

Van die systeemloosheid maakte hij anders dan Stravinsky of Schnittke geen methode die zijn critici begrijpend of verwijtend kunnen nabauwen. Daardoor werd hij het type componist dat soms wordt aangesproken op het gebrek aan een eigen geluid. Of wordt hij beticht van gebrek aan diepzinnigheid, al werd Flight verrassend positief ontvangen. ‘Waar staat hij dan voor?’ wil de tijd met die tot Koude Oorlog opgeklopte whose-side-are-you-on-reflex van het sociaal-mediale strijdperk weten. Nou, voor de muziek misschien? Wat in Flight in elk geval ook hier gehoord werd waren de lichtheid, het gemak, het volle leven. Luisterend naar de liveopname is dat wat van dat gekke stuk blijft hangen; de zelfverzekerdheid en de toegankelijkheid van de taal, de joyeuze versierkunst.

Maar principes heeft Dove wel degelijk, en het belangrijkste is misschien verstaanbaarheid. ‘Er bestaat zoiets als noodzakelijke complexiteit, maar de sterkste formulering is niet altijd de meest ingewikkelde.’ Zijn tweede gebod zou je de plicht tot interactie kunnen noemen, en de bevlogenheid waarmee hij spreekt over contact laat het beginsel uitstijgen boven de cultuurpolitieke frase. ‘Muziek is van ons allemaal, en het plezier van samen iets maken is iets waar we recht op hebben. Dus of ik nu met beroepsmusici of met niet-professionele musici werk, het begint met de vraag hoe ik kan schrijven wat mijn uitvoerders kunnen en graag willen zingen of spelen. Wat ze móói vinden.’

Minimalisme
Met zulke standpunten was je in de Europese nieuwe muziek van na de oorlog niet per se aan het juiste adres. Toen Dove na een lange incubatietijd zijn eigen toon vond in begeleidende muziek voor dansproducties wist hij ook direct dat hij er, zegt hij nu, geen concoursen voor hedendaagse muziek mee zou winnen. ‘Een herhaald pizzicatomotief in de bas waarover ik de melodieën liet glijden.’ Hemel, minimalisme! Het kwam van binnenuit en buitenaf. Het was zijn eigen innerlijke stem waarop het Amerikaanse minimalisme van vooral Steve Reich en in mindere mate Philip Glass een stimulerend effect had. Reich was een eyeopener. ‘Six Pianos, de Variations for Winds, Strings and Keyboards waren wonderbaarlijk nieuw en toch een volstrekt nieuwe context. Ik heb nooit zoiets als Drumming geschreven, maar dat stuk heeft me geleerd wat met puls kan.’

Volmondig bevestigt hij dat voor veel componisten, zowel voor de generaties voor hem als de zijne, de repetitieve muziek een bevrijdingsbeweging is geweest. ‘Toen ik bij Holloway kwam, speelde ik hem een serieel orgelstuk van twintig pagina’s voor. Het was wat we geacht werden te doen en I was trying to be a good boy. Bij de tweede bladzijde zei Holloway: “Ik verveel me nu al.”’ Dat was vernederend, maar de pijn werd een tonicum. ‘Ik voelde me droevig, maar ik dacht: hij heeft gelijk. En als ik ongelijk heb, waarom schrijf ik het dan?’

Voor een componist met zijn democratiserende ambities lijkt het strijkkwartet als hooggestemd cultuurgoed niet de meest voor de hand liggende uitdrukkingsvorm. De hoge drempel van het genre heeft Dove ook ervaren, al is het een beetje een componistencliché, dat klagen over de moeilijkheidsgraad van het schrijven voor vier stemmen. Voor een componist als hij, die hele volksstammen over podia laat marcheren en uit de losse pols een symfonieorkest bestiert, moet het toch niet heel moeilijk zijn vier musici te laten samenspelen? Toch wel. ‘Je zou kunnen zeggen: hoe meer instrumenten, des te simpeler de muziek zou moeten zijn. Voor vier stemmen kan ik complexer schrijven en dat maakt het moeilijker. Ook in vocale muziek vind ik vierstemmig lastiger schrijven dan achtstemmig. Bij strijkkwartetten komt daar nog bij dat ze technisch alles kunnen. En daar moet je dan je beperkte middelen voor inzetten. Dat stemt nederig.’ Niettemin schreef Dove zijn eerste strijkkwartet, Out of Time, al in 2001, sereen en intiem onder een glazen stolp, een beetje zoekende. ‘Out of Time verbond me met het medium strijkkwartet, niet met de vorm.’


Cuarteto Quiroga (foto Igor Studio) 

Die vorm laat hij in Togetherness, nu om inhoudelijke redenen, gedeeltelijk los. De titel lijkt een provocatieve open deur in een genre waarin alles draait om samenzijn op het hoogste niveau van kunnen en concentratie – maar de pandemie heeft ook die vanzelfsprekendheid gesloopt. Mensen zijn niet meer bij elkaar. Niet op de bühne, niet privé. Daar gaat Togetherness over. De spelers zijn aanvankelijk fysiek volledig van elkaar gescheiden. ‘Ze kunnen niet meer communiceren. Er is geen gemeenschappelijke puls meer in het stuk.’ Dat is zijn metafoor voor de lockdown. ‘Je kunt elkaar brieven schrijven maar geen mop meer vertellen, die subtiliteit valt weg.’ De pandemie trof zelfs de humor, moest hij vaststellen. ‘Je merkt het als je op Skype of Zoom een grap probeert te maken en je clou komt door een minieme vertraging in het beeld een seconde te laat. Alles is weg.’ Dan merk je weer hoe tussen mensen in en buiten de muziek alles om timing en nabijheid draait. Het wezenlijke schuilt in adem, geur, gebaar, een blik – niet in de woorden, zelfs daar niet.

Togetherness gaat over het verlies van die intimiteit en de pogingen elkaar terug te vinden in de denkbeeldige ruimte van muziek. Het gaat bij Dove ook hier dan toch weer over delen. ‘Wat aanvankelijk het tegengestelde van togetherness is, wordt een viering van het samenzijn.’ Togetherness is een covid-stuk van het hoopvolle soort.

Verdomde virus
Toch heeft hij zorgen. Normaal gesproken schrijft hij wat hij hoort en hij is vakman genoeg om in het resultaat te identificeren wat hij schreef. ‘Ik kan het altijd voordragen op de piano.’ Nu niet. Zijn blik op Togetherness staart in het luchtledige. Hij kan niet exact voorspellen hoe het klinkt omdat hij in het stuk iets nieuws uitprobeerde dat zijn voorstellingsvermogen overstijgt, met de vier onthechte partijen in verschillende tempi. Hij probeerde de techniek voor het eerst uit in een ander stuk voor duizend zangers, dat vorig jaar in première had moeten gaan in Lincoln Center in New York, maar ook daar werd dat verdomde virus spelbreker; de uitvoering werd afgelast. Van zijn ritmische experiment in Togetherness weet hij niet hoe het uitpakt, al is de voorstelling nog zo concreet.

Nadat het gezelschap door de coronacrisis uit elkaar is gerukt, proberen de spelers de afstand met muziek te overbruggen. ‘Maar ze delen geen puls en geen tempo. Ik zie ze voor me in de zaal, tussen het publiek. In de eerste helft bevindt alleen de cello zich op het podium. Ik heb de musici gevraagd zo ver mogelijk van elkaar af te staan. Met die verschillende tempi ontstaan de technische problemen die, vermoed ik, Witold Lutoslawski parten speelden in zijn strijkkwartet. Die schreef alleen de individuele partijen uit, er was geen partituur. Het LaSalle Quartet wilde een partituur. Die heeft Lutoslawski’s vrouw toen maar gemaakt op basis van de losse stemmen. Ik heb voor mijn stuk vier verschillende partituren voor elk instrument gemaakt. Het moest met de hand. Het softwareprogramma waarmee ik als componist werk, Sibelius, is niet heel geschikt voor dit soort uitdagingen.’

De lockdowns heeft hij zelf vrij moeiteloos doorstaan. ‘Voor een componist zijn ze het normale leven. Voor uitvoerende musici was het veel erger. Maar het is vreemd geen uitvoeringen te hebben.’ De lakmoesproef blijft uit. Hij betrapt zichzelf op een lichte onzekerheid die je uit zijn grote werk niet zou opmaken, maar die hem al zijn hele componistenleven achtervolgt. Hij reageert geamuseerd op mijn opmerking over het gemak en de zelfverzekerdheid van Flight. Dat stuk lijkt zo trots vrij van valse schaamte over klankschoonheid. Zonder moeilijke worstelingen met de taal ook, alsof een Schönberg nooit had bestaan. ‘Ik genoot van het schrijven, ik wist wat ik wilde horen, maar toen ik Flight schreef had ik geen idee of, laat staan hoe het zou overkomen. Ik vond het een komisch stuk, maar de mensen die ik het voorspeelde konden er niet om lachen. Dat gebeurde pas bij de kostuumrepetitie voor een klein publiek.’ Dat scheelde.



Misschien was de angst voor onbegrip klimaatgebonden. In de hedendaagse muziekscene had Dove zich nooit helemaal thuis gevoeld. Over de eerste liveontmoetingen met de muziek van grote namen had hij ambivalente gevoelens. ‘Soms kwam ik er wat gedeprimeerd uit. Punch and Judy van Birtwistle vond ik verbazingwekkend en angstaanjagend.’ Hij wist zeker dat hij nooit zoiets zou schrijven. ‘Maar dat gold ook voor muziek die me wel fascineerde, zoals de Eerste symfonie van Peter Maxwell Davies. Ik genoot, maar ik kon zoiets niet doen. Inori van Stockhausen – ik hoorde dat daar veel gebeurde, maar ik had er geen deel aan.’

Persoonlijk perspectief
Dat nooit weer. Aanvankelijk was hij sowieso moeilijk tot componeren te bewegen. De dans werd een safe space achter de ruggen van de dansers. ‘Ik kon doen wat ik wilde. Recensenten schreven er toch niet over. Ik schreef ook niet om iemand te gerieven. Ik deed wat ik wilde.’ En hij ontwikkelde een persoonlijk perspectief op melodie en harmonie, de pijlers van zijn muzikale denken.



Zoals nu de lockdown hem opnieuw heeft leren horen, in zekere zin misschien opnieuw heeft leren componeren. Omdat de akoestiek van de buitenwereld zo totaal veranderde. ‘Opeens fietste ik door een Londen zonder auto’s. Over de stad daalde een ongelooflijke rust neer. En ik dacht; hoe zou dat klinken in muziek?’ Hij zag de lucht, een heldere smogvrije lucht; alles werd beeld, en alle beeld werd klank. The Clear Blue Sky voor strijkkwartet werd voorstudie voor een groter werk, On the Streets and in the Sky. Op 20 november 2021 ging het in de Londense Wigmore Hall in première en tot zijn verrassing werd er ‘ongelooflijk intensief op gereageerd’: ‘Ik heb nog nooit zoveel gesprekken met bezoekers gehad na een eerste uitvoering.’

Voor hem het bewijs dat, hoewel hij ook hier zorgen had over het effect van zijn noten, zijn innerlijke stem intuïtief juist had gesproken. ‘Misschien ben ik daarom tijdens de lockdown twee keer naar het strijkkwartet uitgeweken. Er was meer tijd, misschien meer concentratie. Je hoorde vogels zingen. Het absurde van dat conflict tussen de geweldige dingen die de natuur je vertelde, terwijl winkelen fataal kon zijn.’ Alles werd moeilijk, alles werd eenvoudig, alles tegelijk. Hem voerde die verwarring terug naar de natuur. Hij transcribeerde de zang van merel en roodborst en liet in Vanishing Gold de twee violen letterlijk die vogels nazingen.

Zo’n tijd. Zo onwezenlijk en zo verdrietig, zo stil en waarachtig. Wat achter het gordijn van pre-corona- herrie was verborgen kwam tevoorschijn, werd weer écht echt. Vogels, zomaar vogels.

Foto's Jonathan Dove: Marshall Light Studio

Concert

Cuarteto Quiroga (foto Igor Studio)

Togetherness

Cuarteto Quiroga + Ilker Arcayürek

za 13 jan 2024 20:15 - 22:00