Lera Auerbach (foto Raniero Tazzi)

Polytalent, soms controversieel

Lera Auerbach - Renaissancemens

14 september 2023
door Bas van Putten

De muziek van de Russisch-Amerikaanse componiste Lera Auerbach (1973) is een klinkende paradox. Diep geworteld in de Russische muziektraditie, soms verbluffend traditioneel, anachronistisch religieus bewogen, maar in zijn vurige omarming van verloren schoonheid toch verrassend radicaal.

Met deze Preludes voor viool en piano opus 46 zou je kenners fantastisch op een dwaalspoor kunnen brengen. Het is tonale muziek, en niet de geringste. De romantische kamermuziek is dichtbij, maar een stilistische verbinding leggen met grote negentiende-eeuwse of vroeg twintigste-eeuwse namen wil niet lukken. Slap bijna-plagiaat is het nergens. De taal is Schumann, Brahms, noch Dvorák. De toon is fier en zelfbewust, de componist lijkt de viool en de piano van binnenuit te kennen, de muziekgeschiedenis niet minder.

Opus 46 is een cyclus in alle 24 majeur- en mineurtoonsoorten van de westerse tonaliteit, een genre klavierwerken dat geïnspireerd door Bachs Das wohltemperierte Klavier via de Preludes van Chopin tot aan Hindemiths Ludus Tonalis en Sjostakovitsj’ 24 Preludes en fuga’s opus 87 tot diep in de twintigste eeuw als een rode draad door de geschiedenis loopt. Dat de maker aan die canon een viool toevoegt is één. Maar vooral de sfeer van de muziek is ongewoon. Het is een merkwaardig heen-en-weer van kinderlijk naïef naar misschien even kinderlijk pathetisch, van virtuositeit naar religieuze innigheid en terug.


foto: Rafael DeStella

In de drang tot uitbeelding van melancholieke, mysterieuze gewaarwordingen dringt zich de verwantschap met filmmuziek op. Dat wijst op een twintigste-eeuwse oorsprong en daarvoor zijn de dissonanten in de tragische, op loden voeten voortsjokkende twintigste prelude aanvullend bewijs. Halverwege, zacht en lief, breekt door de gevoelsmuur een klein walsje met de mechanische intimiteit van een speeldoosje, een eilandje van onschuld dat natuurlijk moet verzuipen. Het wordt symbolisch weggewoven door de slepende akkoorden van de openingsmaten, dissonant bijgekleurd met een kleine none.

Soms wint, opeens, een zachtheid zonder mits en maar. In een handvol Preludes – nummer 3 in G-groot, 8 in fis-klein – klinkt intrigerende kindermuziek. De grondtoon blijft tragisch. Het stuk neemt afscheid met afsluitende vioolzuchten, driemaal zacht huilend van g naar fis. Daar denk je even: hé, Sjostakovitsj. Je meent iets van die zieltogende verlorenheid te hebben opgevangen. Misschien een onbekende meester uit de sovjettijd, toen de tradities heilig waren?

Bijna. Het zijn de Preludes voor viool en piano opus 46 van de Russisch-Amerikaanse componiste, pianiste, dichteres en beeldend kunstenares Lera Auerbach, geboortejaar 1973. Auerbach groeide op in een intellectueel joods milieu in de stad Tsjeljabinsk, maar sinds haar achttiende is ze werkzaam in de Verenigde Staten, waar ze na een tournee bleef hangen. Daarna studeerde ze aan de New Yorkse Juilliard School piano en compositie. Nu is ze een beroemd, soms controversieel polytalent met vertolkers van naam en een oeuvre van uitzonderlijke diversiteit in een, uiterlijk bezien, verbluffend traditionele gedaante.


foto: Rafael DeStella

Zonder voorbehoud bleef Auerbach de negentiende-eeuwse genres trouw. Ze schonk de wereld tot op heden zes symfonieën, vier vioolconcerten, twee opera’s, tien strijkkwartetten, vier pianotrio’s, drie vioolsonates en twee pianosonates. Daarnaast publiceerde ze drie dichtbundels in het Russisch, de lijvige aforismenbundel Excess of Being en het kinderboek A Is for Oboe. Haar tekeningen en schilderijen hangen volgens haar cv in ‘leading galleries’. Zoals de pianopartijen van de Preludes al voorspelden, speelt ze inderdaad voortreffelijk piano. Dirigeren doet ze ook. Haar knappe, dramatisch beweeglijke beelden doen niet aan Hollandse matigheid.

Haar biografie vat haar positie in het tijdsgewricht met stevig zelfbewustzijn samen: ‘A renaissance artist for modern times, Lera Auerbach is a widely recognized conductor, pianist, and composer. She is also an award-winning poet and an exhibited visual artist. All of her work is interconnected as part of a cohesive and comprehensive artistic worldview.’ Waar staat dat wereldbeeld voor en hoe verbindt het een oeuvre?

Komend seizoen bieden meerdere Nederlandse muziekpodia gelegenheid haar universum te verkennen. Op 12 oktober 2023 dirigeert Auerbach in het Amsterdamse Muziekgebouw zelf de première van haar Flights of the Angakok voor koor en piano met het Nederlands Kamerkoor, dat onder leiding van Peter Dijkstra eerder haar 72 Angels voor koor en saxofoonkwartet en Goetia voor koor en strijkkwartet uitvoerde. Aansluitend wordt in het Haagse muziekcentrum Amare van 15 tot 22 oktober Auerbachs vijftigste verjaardag gevierd met een festival van een week. Daar klinken onder meer haar Preludes voor cello en piano opus 47, twee pianotrio’s en haar Sogno di Stabat Mater (2005/2008) voor viool, altviool, vibrafoon en strijkorkest, gebaseerd op Pergolesi’s Stabat Mater. Zelf dirigeert Auerbach het Residentie Orkest in de Nederlandse première van haar Vijfde symfonie, Paradise lost. In het voorafgaande Pianoconcert nr. 20 KV 466 van Mozart zal ze aantreden in de dubbelrol van solist en dirigent.


Nederlands Kamerkoor en Raschèr Saxophone Quartet bij de wereldpremière van 72 Angels op 3 november 2016 in het Muziekgebouw (foto Martina Simkovicova)

Stuk na stuk leer je daar horen wie ze is; een eigentijdse heremiet met één been in een Russische traditie van grote tot zeer grote gevoelens, een retorica van pijn en woede die haar blijvend vormt.

Sogno di Stabat Mater projecteert de bitterzoete verscheurdheid van de Preludes opus 46 op een groter klankscherm. De daar latent aanwezige conflictstof wordt hier op de spits gedreven. Uit een onvoorspelbare dialoog van Pergolesi-momenten en dissonante uitbarstingen ontstaat een aan Alfred Schnittke herinneren- de polystilistische collage, die vanuit een bitter heden tegen de stroom in wanhopig terug probeert te zwemmen naar de warme golfstroom van de goede oude tonaliteit. Tevergeefs natuurlijk, want de voorspelbare mislukking is het drama.

Pergolesi-flarden herinneren liefdevol aan de heelheid van de wereld. De strijkers zagen er met de heftigheid van Sjostakovitsj een paradijs aan stukken. Maar waar Sjostakovitsj met de starheid van de geste vastloopt in de daad wordt Auerbach besluiteloos ongrijpbaar. De 72 preludes – alweer! – van 72 Angels, elk stuk een portret van engelen en volgens Auerbach één groot gebed van hoop en liefde, bewegen zich stilistisch alle kanten op. Je weet nooit waar je bent. Soms waan je je in een onbekend twintigste-eeuws oratorium, soms in de Middeleeuwen van het Gregoriaans en de vroegste meerstemmigheid.

Hoor je het op zodanige afstand dat de precieze toonhoogten en harmonieën al vervagen en alleen ritme en dictie nog waarneembaar zijn, dan zou je zweren een cantate van Bach te horen. De gestiek is barok, de niet-gespeelde vroomheid ook, al komt de oude Bach van Luther en Auerbach via het Russische uit de joodse traditie. Ontheemd en door een voorstelling van dood en ondergang gedreven zijn ze allebei. Daarom geloven ze, met pijn en moeite, schrijnend liefdevol, vol afgrijzen over de verwording van de wereld. Het religioso is de strohalm.


foto: Rafael DeStella

Niet toevallig vraagt Auerbach vaak om een bewust overtrokken voordracht van haar werken. De harmonieën van Sogno di Stabat Mater, noteert ze in de partituur, mogen onder geen voorbehoud schoon klinken; ze wil de samenklanken rather distorted, layer upon layer. Door de speelinstructies opgeroepen kleurverschillen moeten worden uitvergroot. Het sul ponticello van de strijkers, een speelwijze met de stok dicht bij de kam van het instrument, wil ze ‘extremely distorted’ horen. Het gaat over een knarsetandend liefdevol geëvoceerde, verloren schoonheid. Het stuk opent misterioso, in maat zeven gevolgd door het alleszeggende ‘nostalgico’. De vibrafoon wordt gemaand tot troebel spel, clouded like forgotten memories.

Dit is ook ondergangs­ muziek in de laat­ romantische traditie van Wagner en Mahler

De aanwijzing is Auerbach ten voeten uit. Haar werk gaat steeds over herinnering. Juist van het niet of nauwelijks meer herinnerbare uit de wereld van de droom, geschilderd met een aan de droom ontleende fantasie. Een veel voorkomende aanwijzing voor de strijkers is flautando, een mistig fluitachtige klank die ontstaat door de snaar ter hoogte van de toets licht aan te strijken. Die vreemde ijlheid vormt een impressionistisch canvas voor de grote woorden en de grote tonen van de symfonische Auerbach. Het messianistisch uitbarstende koper van de symfonieën doet aan Skriabin denken en het heeft vermoedelijk een vergelijkbare, mystieke oorsprong.

Tegelijkertijd is deze muziek ondubbelzinnig romantisch, zonder pogingen tot conceptuele distantie. Als het al spel met dat idioom is, zoals het absurdistische The Infant Minstrel and His Peculiar Menagerie, symfonische fantasie voor viool, koor en orkest van 2016 (officieel haar Derde symfonie), dan wordt het in de context van haar oeuvre makkelijk verkeerd verstaan; de ironie zit te dicht op de ernstige werkelijkheid.

Het stuk – op een libretto van Erroneous Anonymous ‘met een beetje hulp van Lera Auerbach’, en dan weet je het wel – is een sprookje waarin de viool de rol krijgt van een reizende minstreel die zijn jeugdige gehoor langs een reeks wonderlijke teksten gidst, gedichten in de geest van Edward Lear, Lewis Carroll, Hilaire Belloc, Edith Sitwell en Tim Burton. Dat nonsensgedicht gaat dan bijvoorbeeld zo: ‘Dickery, dickery, dare. I once saw a Panda Bear. He knocked on the door/ of a hardware store. He was very polite/ Yet caused quite a fright! Dickery, dickery, dare.’ Op papier heeft het iets, in werkelijkheid komt het niet tot speelse synergie van woord en toon, al zingt de viool prachtig – maar misschien is dat nu net het manco van een taal die terugdeinst voor het komische.

De ernst zit te diep bij Auerbach. De vioolpartij had concert willen zijn, de koren willen groter, een enkel meesterlijk kindermuziekje als het instrumentale adagio nostalgico met zijn lieflijke zingende zaag ligt als een roeibootje in een haven vol superjachten. Een in komedie essentiële dubbelzinnigheid is voor deze componiste lastig. Mooi is mooi en groots is groots, pathetisch is pathetisch. Daarmee hangt samen dat de spirituele thuishaven van Auerbach een sprookjeswereld is, een land van wonderen en dromen, de surrealistisch figuratieve fantasy van haar beeldhouwwerken. Zo talig als ze is, ze leeft een voorstelling. 


foto: Rafael DeStella

Zo schept ze ook, in een staat van systeemloze verwondering. Ze componeert alsof ze droomt, heeft ze gezegd. Het voor vioolgenie Leonidas Kavakos geschreven vierde vioolconcert NYx Fractured Dreams (2017) gáát over dromen, goede en kwade, mooie en erge, en via die polariteit over wat Auerbach in The New York Times ‘de twee gezichten van de tijd’ noemde: ‘The cage of time, which we face with our clocks, our business, our everyday ambitions; and then maybe the desire to break free from that, the desire to see time as timeless.’ Of misschien de wens uit die kooi te breken om de tijdloze identiteit van grote idealen terug te kunnen vinden, het een-zijn van het ware ik met zijn ware bestemmingen.

De vormgeving van die visioenen brengt Auerbachs begaafdheden in een proces van artistieke wisselwerking samen. Haar beeldende kunst reflecteert op haar muziek en andersom. Ze graveerde het openingsthema van het stuk in een NYx geheten bronzen beeld van een maansikkel, te zien op haar website leraauerbach.com. In de holte van de sikkel zit een menselijke figuur met een vogelkop boven op een dierenschedel. Wat de maakster daar precies wil zeggen blijft zoals ook haar werk voor meer dan één interpretatie vatbaar, maar je ziet ongeacht het exegetische traject de polen pijn en utopie, gegriefdheid en hoop. In dat spanningsveld ontstaat haar werk. Ook in haar overige beelden, net als haar muziek voorzien van wegwijzende titels, vind je de thematiek van haar muziek terug. Hear Me toont een schreeuwend dier, vel over been, Despair een ander dier met menselijke trekken, handen ten hemel, geknield boven op een kaak met een rij tanden. Totentanz stelt een fabeldier voor, de mensachtige klauwen geheven. In Vowed for Life schreeuwende kuikens. Je ziet leven en dood, wil en verslagenheid – het yin en yang van de romantische wereldbeschouwing waar dood en een verderf en een verschrikkelijk verlies van onschuld altijd loeren.


NYX, sculptuur van Lera Auerbach

Je interpreteert die voorstellingen als de autobiografie van een wonderkind dat sinds haar vierde componeerde in een land waar nog niks mocht, behalve voor het volk begrijpelijke symfonieën en vioolconcerten schrijven, wat ze van lieverlede dan maar deed omdat daar ondanks alles de verbeelding aan de macht kon blijven. Ze waren en bleven de schuilkelder voor de verbeeldingskracht.

De dromen van het Vierde vioolconcert duiken overal in haar oeuvre op. In de Ten Dreams voor piano van 1999. In het orkestwerk Dreams and Whispers of Poseidon (2005). In Mozart’s Two- fold dream (2017), concerto grosso naar Mozart. In het Tiende strijkkwartet Frozen Dreams of Ludwigs Alptraum voor piano. De droom staat voor verlossing, de escapistische uitweg voor de negatieve pool van haar muziek; een diepgeworteld defaitisme.

Haar eerste symfonie Chimera, 2006, is een zevendelige estafette van hooggestemde bedoelingen, afgesloten met een Requiem for Icarus. Hoogmoed komt voor de val, al gaat deel twee post tenebras lux nog schijnbaar hoopvol van het duister naar het licht.

Dit is ook ondergangsmuziek in de laatromantische negentien- de-eeuwse traditie van Wagner en Mahler, die net als bij de voorgangers steeds explicieter religieus wordt in zijn tweezijdige aandrang tot luidruchtige extase en verbijsterde verstilling.

Auerbachs grote requiem Dresden – Ode aan de vrede (2012) opent Post silentium met een generale pauze. De soloviool vliegt in de verte over met een oneindig hoge bes. Vibrafoon, harp en piano klokken vanuit de diepte kleintjes mee. Buisklokken slaan zoals dikwijls in dit oeuvre gepast noodlottig het uur U, dit alles in verslagen pianissimo.

De boodschap; waar woorden tekortschieten is alleen stamelen nog mogelijk. Het paradijs is ver weg, vernomen in de verre zang van knapen- stemmen en de zalig opstijgende celestatertsen van Psalm 100. Overal fonkelt de celesta als een sterrenhemel, in zicht maar onbereikbaar. Even karakteristiek is in dit requiem het systematische verstommen van de delen.

Je wordt als degelijke Hollander wat ongemakkelijk van zoveel zwarigheid. Maar God, het is wel meesterlijk gemaakt. Vaak denk je bij Auer- bach: voor deze drang naar schoonheid was ze zestig jaar geleden afgeslacht. En nog moet je veel zelfvertrouwen hebben om een in wezen retrograde idioom zo groots te durven leven, al zingt de door de modernisten ooit taboe verklaarde tonaliteit niet alleen bij haar weer in alle toonaarden het hoogste lied. Hoor, daar klinkt – en niet één keer – het mythisch opstijgende thema van het Dresdner Amen, bekend van Mendels- sohns Reformatie-symfonie en Wagners Parsifal. Daar knoopt het aan. Die wereld is kapot, dat klopt. Maar bij Auerbach lijkt hij een beetje reparabel, ondanks Icarus.


foto: Raniero Tazzi

Haar zesde symfonie Vessels of Light (2022) voor cello, koor en orkest gaat over helen wat gebroken is. Ze schreef het in opdracht van Yad Vashem ter nagedachtenis van de Japanse diplomaat Chiune Sugihara, die als consul in Litouwen vele levens redde door joodse vluchtelingen illegaal een reisvisum te verstrekken, waardoor ze net op tijd konden ontkomen aan de nazi’s. Het werk is opgedragen aan hem ‘en alle anderen die alles op het spel zetten om anderen te helpen’. Daarmee gaat Vessels of Light over de holocaust en alles wat de twintigste eeuw vernietigde, maar in meer algemene zin over het proces van vernietiging dat de geschiedenis zelf is, ook in de muziek, behalve niet in de verbeeldingskracht van een componist die weigert de verwoesting van het erfgoed door een brave new world te aanvaarden.

Auerbachs Zesde is een zendingsboodschap: de muziek, dat ben ik. Haar metaforische gereedschap is een Japanse restauratietechniek voor gebroken aardewerk, kintsugi. Kintsugi is het lijmen van keramiekscherven met een goudkleurige lak die de breuklijnen niet verbergt maar tentoonstelt. Wat een prachtige parallel met haar werk, dat in zijn verscheurde positie tussen heden en verleden nergens heel is. De tijd ligt aan diggelen, de geschiedenis is versplinterd. Maar Auerbach, de renaissancemens, wil het goud zijn. Want iemand moet blijven geloven, en zij doet het maximaal. Hoe je ook over haar werk denkt, haar talent is zo verbluffend als haar ethos.

Dit artikel verscheen in de bijlage van de Groene Amsterdammer op 14 september 2023.

Nederlands Kamerkoor (foto Mark Stokmans)

Flights of the Angakok

Nederlands Kamerkoor + Lera Auerbach

do 12 okt 2023 20:15 - 21:15
Nederlands Kamerkoor (foto Mark Stokmans)

Openbare repetitie Flights of the Angakok

Nederlands Kamerkoor + Lera Auerbach

do 12 okt 2023 16:45 - 18:30